Hoe kan VTEC een systemisch effect uitoefenen?

De bacterie Escherichia coli (E. coli) is een bacterie die onder de normale darmbewoners van het varken kan gerekend worden. Sommige stammen echter, bezitten bepaalde virulentiefactoren waardoor ze aanleiding kunnen geven tot ziekte.

Fimbriae van E. coli zijn verantwoordelijk voor de aanhechting aan de enterocyt. De coli, verantwoordelijk voor het slingerziektebeeld in de stal, bezit meestal F18-fimbriae en is in staat om een toxine te vormen, het verotoxine 2e (Vtx2e). Dit toxine kan pas worden vrijgesteld wanneer de E. coli kan aanhechten aan de enterocyt en vermeerderen. Deze aanhechting aan de darmcel gebeurt enkel wanneer de mucuslaag van de darm reeds beschadigd is. Dit kan door een eerdere passage van een F4 ETEC (enterotoxigene E. coli). Ook kan dit door andere predisponerende factoren, die de beschermlaag van de darm aantasten, zoals stress, voeding etc.

Eenmaal de kiem kan aanhechten aan de villi van de dunne darm (jejunum-ileum), is vermeerdering mogelijk. Tijdens dit proces kan het verotoxine worden vrijgesteld in het darmlumen. Van hieruit kan dit toxine naar de bloedvaten overgaan. Op welke manier dit gebeurt is tot op heden nog niet opgehelderd.

Het verotoxine transport naar de doelwitorganen gebeurt via de erythrocyten. Wanneer het in contact komt met de juiste receptoren op de doelwitorganen, zal het toxine vrijkomen van de rode bloedcellen en zorgen voor vaatwandschade (degeneratieve angiopathie) in de arteriolen en kleine arteries. De doelwitorganen zijn de hersenen, het colon, de milt, de maag de longen, hart en aorta. Macroscopisch kan men oedemen zien ter hoogte van de oogleden, neusrug, de maag, mesocolon, mesentrium, galblaas,… en de biggen hebben meestal een goed gevulde maag. De letsels aan de bloedvaten in de hersenstam zijn de voornaamste redenen van sterfte. In geval van de subklinische vorm, waar de varkens dus niet onmiddellijk sterven, zijn er ook vasculaire letsels waardoor de dieren een vertraagde groei kennen.

De bacterie E. coli kent een orofecale overdracht, dus is de bacterie ook in het speeksel aan te treffen. En laat het verzamelen van oral fluids nu net een zeer gemakkelijke methode zijn om een groot deel van de varkens op een bedrijf te bemonsteren. Dit is de methode die we in de VEROCHECK gebruiken. Men detecteert door middel van qPCR het Vtx2e-gen en geeft het resultaat op een kwantitatieve manier weer. Deze methode kan het Vtx2e gen vaker aantonen dan wanneer men van hetzelfde bedrijf individuele rectale swabs of omgevingsswabs neemt. In gevallen van chronische slinger of slingerziekte bij volwassen dieren is cultuur van een rectale swab minder aangewezen, aangezien de Vtx2e positieve coli vaak niet meer de meest dominante kiem is in de darmen. Bovendien kan je met VEROCHECK bepalen of je met een klinische of eerder subklinische slingerproblematiek te maken hebt door de combinatie van het patroon en sterkte van positiviteit van het Vtx2e gen.

Wenst u meer informatie rondom onze diagnostische kit VEROCHECK, aarzel dan niet om ons te contacteren.